Viool
Muziek voor viool wordt klinkend genoteerd met de vioolsleutel.
Als je muziek noteert voor viool zijn er een paar dingen waar je rekening mee moet houden:
- strijkrichting van de strijkstok specificeer je met stokrichtingstekens;
- afgezien van overbindingen zullen de meeste bogen streekbogen zijn waarmee de onder de boog staande noten op eenzelfde streek gespeeld moeten worden.
- vingerzetting voor de linkerhand gebruikt cijfers 1 t/m 4 voor wijsvinger t/m pink en een 0 voor een open snaar.
- flageoletten noteer je met ruitvormige nootkoppen.
- de laagst mogelijke noot is een G3, de hoogste noot zonder in positie te hoeven spelen is een A5.
- snaren worden van hoog naar laag genummerd met Romeinse cijfers:
I = E5, II = A4 , III = D4 , IV = A3 - gebruik pizzicato of pizz om aan te geven dat niet gestreken moet worden maar getokkeld. Met arco wordt pizzicato beëindigd.
- als met sordine (demper) gespeeld moet worden wordt con sordino of con sord. genoteerd, en met senza sord. weer normaal gespeeld.
- je kunt mandoline-akkoorden ook op viool gebruiken
Zie ook